Beslissing van de Commissie van Beroep van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond
I. Inleiding
II. Feiten
III. Overwegingen
III.a De beroepstermijn
Art. 3(2) CL schrijft bovendien niet voor dat het beroep moet worden gemotiveerd, zodat ook het eerst later aanvoeren van gronden geen reden is om een eerder ingestelde ongemotiveerd beroep als te laat ingediend aan te merken.
Een redelijke toepassing van deze bepaling brengt evenwel naar het oordeel van de Commissie met zich mede, dat het achterwege laten van aangetekende verzending geen gevolgen heeft indien duidelijk en onweersproken is dat en wanneer het beroepschrift - en ook een per e-mail ingesteld beroep merkt de Commissie als een beroepschrift aan - te bestemder plaatse is aangekomen.
III.b De gronden
Oegstgeest kan een beschermenswaardig belang hebben bij de sanctie van twee matchpunten in mindering. De Commissie is evenwel van oordeel dat, ook indien Oegstgeest het in alle opzichten feitelijk bij het rechte eind zou hebben, deze zwaarste sanctie niet behoort te worden opgelegd. Dat betekent dat hoogstens het opleggen van een geldboete in aanmerking komt.
Ten overvloede merkte de Commissie overigens op dat, anders dan in art. 30(3) CR, het woord overmacht in art. 30(1) CR niet voorkomt. Er is derhalve geen regel dat de CL het opleggen van een sanctie slechts achterwege kan laten indien hij overmacht heeft geconstateerd.
III.c De cautie
III. De beslissing
Aldus gedaan op 3 februari 2003 door M.W.G. de Bolster, E.M.M. Roosendaal en E.M. Enschedé en door laatstgenoemde mede namens de beide anderen ondertekend.