ENO heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de wedstrijdleider om niet of nauwelijks op te treden tegen rumoer in de laatste fase van de wedstrijd Haren - ENO (in de derde ronde van de 3e klasse A op 3 november 2007). Hierover wil ik het volgende opmerken.
Allereerst constateer ik dat niet uit het uitslagformulier blijkt dat er bezwaar wordt gemaakt, wat volgens artikel 21.2 wel moet. Alleen het formulier is niet ondertekend. Dat laatste vind ik niet genoeg. Derhalve verklaar ik het bezwaar niet ontvankelijk.
Ik wil echter nog wel wat verder op het bezwaar in gaan.
Ik heb kennis genomen van het bezwaar van mevrouw R. Poffers, teamleider van ENO. Ook heb ik kennis genomen van een toelichting van de wedstrijdleider, de heer Y. Visser.
Over het verloop van de gebeurtenissen zijn aardig wat meningsverschillen.
ENO zegt dat de speelomstandigheden verre van optimaal waren. Het was koud en er was regelmatig rumoer in de speelzaal. De teamleidster van ENO heeft geprobeerd het rustiger te krijgen, maar werd belachelijk gemaakt.
De wedstrijdleider zegt dat er in het laatste kwartier van de speeltijd tweemaal enige geluidsoverlast was. Beide keren werd er tot stilte gemaand door de teamleider van Haren en beide keren was het snel weer rustig. De wedstrijdleider stond bij een partij mee te noteren, maar zag dat er goed ingegrepen werd en bleef bij de partij. In beide gevallen werd hem ook niet verzocht om de stilte te handhaven.
Aangezien dit twee nogal tegenstrijdige verklaringen zijn, ga ik uit van de verklaring van de wedstrijdleider. Als het bezwaar ontvankelijk was geweest, had ik het derhalve afgewezen.
Wel laat ik de mogelijkheid open om, als er zich vaker van dit soort mogelijke incidenten voordoen, dit mee te wegen bij eventuele volgende bezwaren. Ook raad ik aan, gezien de onderlinge verstandhoudingen, om bij wedstrijden tegen ENO een andere wedstrijdleider in te zetten.
Hoogachtend,
R. Bleeker
KNSB-competitieleider