Utrecht II heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de wedstrijdleider om de partij aan het zesde bord verloren te verklaren voor Utrecht II.
Ik heb kennis genomen van:
Daarnaast heb ik inlichtingen ingewonnen bij de NS.
De feiten:
De wedstrijd wordt gespeeld in het Jannes van der Wal denksportcentrum aan de Oliemuldersweg te Groningen. Het aanvangstijdstip van de wedstrijd is vastgesteld op 13.00 uur.
De heer Blok, speler van Utrecht II reist per trein van Arnhem naar Groningen. Het meest logisch traject is dan via Deventer en Zwolle.
In de loop van de ochtend heeft op het traject tussen Deventer en Zwolle een aanrijding tussen een auto en een trein plaats. Het spoor wordt gesloten en er rijden vanaf dan geen treinen meer op dat traject.
De heer Blok moet nu zijn reis aanpassen en reizen via Amersfoort. Het omrijden kost anderhalf uur.
In de speelzaal heeft de arbiter de wedstrijd tijdig gestart. Wanneer een uur na aanvang van de wedstrijd aan bord 6 nog geen speler is, stelt de heer Prins vast dat het resultaat van die partij 1-0 in het voordeel van Unitas II is.
De heer De Graaf heeft zaterdagmiddag contact met mij gehad om te vragen of een dergelijke vertraging een beroep op overmacht mogelijk zou maken. Dat heb ik bevestigd. Ook heb ik vermeld dat het daarbij van belang is, dat de speler tijdig is vertrokken. Volgens de heer De Graaf zou de treinreis van Zwolle naar Groningen een kleine 3 kwartier in beslag nemen. Dat blijkt echter meer dan een uur te zijn.
Het protest:
Utrecht stelt dat haar speler ruim op tijd is vertrokken (10.10 uur uit Arnhem, met geplande aankomst om 12.22 te Groningen) en dat het te laat komen is veroorzaakt door een omstandigheid waartegen de heer Blok in redelijkheid geen voorzorgsmaatregelen kon nemen. Er is sprake van een hoge graad van overmacht. Utrecht vindt dat de partij onder sportief gelijke voorwaarden hoort te worden gespeeld.
Utrecht verzoekt de partij alsnog te spelen.
Overwegingen:
Allereerst over het besluit van de arbiter. Zijn besluit is correct. Hij is niet in de gelegenheid om te controleren of de aard van de vertraging waar is, het is bovendien ook niet zijn taak.
Volgens inlichtingen van NS heeft het spoorongeval plaatsgevonden iets na 9.00 uur.
Om een beroep te kunnen doen op overmacht vind ik het van belang of een speler voldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen.
De heer Blok heeft te Arnhem de trein van 10.10 uur genomen, met geplande aankomst te Groningen om 12.22 uur. Wanneer hij een trein later zou hebben genomen, met vertrektijd 10.40 dan was de geplande aankomst te Groningen om 12.52 uur. Naar mijn idee te laat om dan nog om 13.00 uur achter het bord te zitten aan de Oliemuldersweg aldaar.
Dat betekent dat de heer Blok in redelijkheid de laatste verbinding heeft gekozen, waarmee hij tijdig aan het bord zou zijn.
Wanneer de heer Blok een trein eerder zou hebben genomen, met vertrektijd 9.40 uur, dan was hij met omrijden via Amersfoort om 13.22 gearriveerd te Groningen. Te laat weliswaar, maar nog wel op tijd om zijn partij te kunnen spelen.
Met al het bovenstaande in gedachten kom ik tot de conclusie dat de heer Blok geen voldoende marge in zijn reis heeft opgenomen om een treinvertraging van welke aard dan ook te ondervangen.
Het door Utrecht aangevoerde argument dat haar speler ruim op tijd is vertrokken houdt dan geen stand.
Besluit:
Het protest van Utrecht wijs ik af.
De uitslag van de partij en wedstrijd blijft ongewijzigd.
Hoogachtend,
Peter de Jong 30 november 2011
KNSB-competitieleider